Naaien is leuk, naaien is hip! Maar eerlijk? Sommige klusjes zijn tijdrovend en niet alles is even leuk om te doen. Gelukkig zijn er veel dingen die een stuk sneller kunnen.
Het klinkt zo simpel, maar is o zo waar. Zorg dat alles is voorbereid, voordat je begint. Heb je alle benodigde materialen bij de hand (ritsen, draad, knopen, enz.)? Is je stof gewassen, heb je de juiste versteviging en voering in huis? Is je strijkijzer al aan het opwarmen?
Investeer in rolmes en snijmat. Knippen is onnauwkeuriger, kost veel meer tijd en geeft een minder mooi resultaat.
Het kost je in het begin wel wat oefening bij rondingen. Maar bij de rechte stukken kun je een lineaal gebruiken. Let wel op dat je dan een metalen lineaal gebruikt. Van een kunststof lineaal snij je zo telkens een beetje af.
Lussen... Pfff, ik vind dat het minst leuke aan naaien. Als het even kan, lus ik dan ook niet, maar geef ik patroontekens aan met behulp van een klein knipje in de naadtoeslag. Niet te ver naar de patroonlijn zelf doorknippen natuurlijk.
Toen ik vroeger leerde naaien, leerde ik om veel spelden te gebruiken. Door de jaren heen heb ik me aangeleerd om steeds minder spelden te gebruiken. Als je te veel spelden gebruikt, kan het ook zijn dat de stof te veel verschuift omdat deze om de spelden heen moet.
Gebruik je linkerhand om de stof op de naaimachine te houden en te sturen. In je rechterhand hou je de uiteinden van de naad stevig op elkaar. Let op dat je niet aan de stof gaat trekken, zodat de naaimachine de stof op haar eigen tempo door kan voeren.
Als je dit vaak oefent, word je er steeds handiger in en zul je zien dat je de spelden steeds vaker zal laten staan.
Deze methode wordt door professionals toegepast. Zorg dat je zoveel mogelijk naden in één keer kan gaan naaien. Je naait dan alles achter elkaar door tot alle naden zijn gedaan. Je knipt de draden ook allemaal in één keer door. Bespaart ontzettend veel tijd.
Meestal wordt aangeraden om een naadtoeslag van 1,5 of 2 cm te gebruiken. Maar als je de naadtoeslag op 1 cm houdt, heb je veel minder onnodige bulk. Dit is erg handig bij bijvoorbeeld naden met rondingen erin of kragen en taillebanden. Ook wordt het inzetten van mouwen een stuk makkelijker.
Meestal zit de stof op de rol met de verkeerde kanten op elkaar gevouwen. Handig in de winkel, want je kunt meteen zien welke stof er op de rol zit.
Maar bij het maken van een kledingstuk, naai je altijd de stof met de goede kanten op elkaar. Het levert daarom behoorlijk wat tijdswinst op als je, voordat je het patroon op de stof legt en gaat knippen, je alvast de stof met de goede kanten op elkaar vouwt.
Bij het leggen van de patroondelen op de stof, kun je het papier op de stof vastspelden voordat je gaat knippen. Het is veel sneller als je dit niet doet, maar gewichten op het patroonpapier
legt. Er zijn hiervoor speciale gewichten te koop, maar je kunt ook zelf zakjes naaien gevuld met bijvoorbeeld spliterwten, steentjes of knikkers. Ik gebruik zelf gewichten die ze onderin
gordijnen naaien. Die heb je in verschillende groottes.
Duw je "pedaal tegen het metaal" wanneer je naait. Met andere woorden, laat de naaimachine snel naaien. Zeker wanneer je veel lange, rechte naden moet naaien. Neem wel je tijd voor bochten en hoeken.
En als laatste tip: oefenen, oefenen en nog meer oefenen.
Hoe vaker je iets doet, hoe beter en hoe sneller je erin wordt (geldt natuurlijk voor alles en niet alleen voor naaien). Don't give up!
Heb heb jij misschien nog goede tips om sneller te naaien? Ik zou het heel erg leuk vinden als jij ze hieronder met ons deelt! Alvast bedankt en "happy sewing"!
Bijna iedere naaister heeft er altijd eentje bij de hand. En toch heb je 'm liever niet dan wel nodig. Ik heb het over het tornmesje.
Je gebruikt een tornmesje voor het uithalen van steken die je met de naaimachine, maar soms ook met de hand, hebt genaaid. Het kan zijn dat je per ongeluk verkeerde delen van het kledingstuk aan elkaar hebt genaaid, bijvoorbeeld een voorrok aan een achterpand. Of dat je bent vergeten om een opening in je stiksel te laten, omdat je het nog moet keren. Er kunnen tal van redenen zijn om je tornmesje te moeten gebruiken.
Leg de naad plat voor je op tafel. Bepaal welk deel van de naad moet worden uitgehaald en steek de punt van het tornmesje onder de draad door. Let goed op dat je geen draadjes van de stof zelf mee op de punt steekt. Je krijgt dan bij de volgende stap namelijk gaatjes in de stof.
De bocht tussen de punt en het rode bolletje is het scherpe deel van het tornmesje. Hiermee snij je de draad door.
Als je de steek hebt doorgesneden, herhaal je deze stap twee tot vier steken verder, afhankelijk van hoe strak of los je stiksel is.
Haal alle losse draadjes aan de voor en achterkant van je werk weg.
Nu kun je weer verder met naaien en niemand zal ooit weten dat je daar de fout in bent gegaan!
Na verloop van tijd kunnen tornmesjes bot worden. Vervang het tornmesje regelmatig.
In mijn naaiatelier liggen overal tornmesjes. Zo heb ik er altijd eentje bij de hand. Dus nu is het tijd voor de waarheid... hoeveel tornmesjes heb jij? Ik zal er niet vanuit gaan dat het aantal tornmesjes in verhouding staat tot hoeveel naaiblunders je begaat!
Het klinkt misschien vanzelfsprekend, maar wanneer je voor het eerst een goed gesorteerde stoffenzaak binnenkomt, merk je dat de keuze enorm is.
In mijn eerdere blogposts "Stof, stof en nog eens stof" Deel 1, Deel 2 en Deel 3 besteedde ik er ook al aandacht aan. Daarin legde ik uit welke verschillende stofsoorten er zijn en wat hun eigenschappen zijn.
Nu gaat het meer over welke stof je kiest voor verschillende kledingstukken en modellen. Wist je trouwens dat niet iedere stof dezelfde breedte heeft? En hoe kies je nu de juiste stof voor je naaiproject? Een verkeerde stofkeuze kan funest zijn voor je project. Jammer van alle energie die je erin hebt gestopt.
In de stoffenzaak is het verleidelijk om bij alle mooie prints te kijken, maar let ook goed op het type stof. Als je bijvoorbeeld een gedrapeerde jurk gaat maken, krijg je met een te stevige, stijve stof niet het gewenste resultaat.
Of je patroon nu uit een tijdschrift of winkel komt, of dat je een PDF patroon hebt gedownload, in het patroon moet beschreven staan welke typen stof je kunt gebruiken.
Ik raad je aan om bij deze typen stof te blijven. De ontwerper heeft dit niet zonder reden bedacht.
Lichte stoffen als chiffon, crêpe en linnen zijn zeer geschikt voor kledingstukken. En zware stoffen als meubelstoffen en dik katoen kun je gebruiken in home deco projecten.
In de meeste stoffenzaken liggen de modestoffen apart van de meubelstoffen.
Op het karton waarop de stof gerold zit, staat vaak veel informatie over de stof. Kijk maar eens hiernaast welke informatie je er allemaal kunt vinden.
Niet op elke stofrol zit zo'n uitgebreid etiket. Maar de verkoper kan je als het goed is meer vertellen.
Als je voor een mooie print gaat, kijk dan goed naar de grootte van de print, de kleur en misschien wel het allerbelangrijkste... de richting!
Maak je een niet al te grote tas, dan is een grote print niet zo'n succes. Werk je aan een jurk met veel plooien en rondingen, kies dan niet veel een streepje. Strepen zijn moeilijk om goed recht te verwerken.
De kleur kan er in het kunstlicht van de winkel heel anders uitzien dan bij je thuis. Neem eventueel een monster van een stof mee naar de winkel of neem de rol in de winkel mee naar het raam.
Zit er een richting in de print (bijvoorbeeld bloemen), dan kan het zijn dat je meer stof nodig hebt. Je kunt bijvoorbeeld niet de ene broekspijp in de andere richting leggen dan de andere. Want dan zouden de bloemen achterop de broek naar beneden hangen en de bloemen voorop de broek naar boven staan.
Rol voor je de stof koopt de stof een metertje van de rol af en voel er goed aan. Voelt de stof aangenaam op je huid? Hoe valt de stof? Is het soepel of hangt de stijf en plat? Voelt het gewicht van de stof goed aan?
Kijk ook door de stof heen. Schijnt de stof door of niet? Moet je nu eventueel je kledingstuk gaan voeren?
Knijp in de stof om te zien of de stof erg kreukt.
Bedenk goed hoe je het kledingstuk wil gaan dragen. Casual, netjes voor het werk, alleen voor thuis op de bank. Let ook op comfort, textuur en het wasvoorschrift, voordat je besluit dat de stof voor jou de juiste keuze is.
Sommige stoffen, zoals chiffon satijn, zijn lastiger te naaien dan andere stoffen, zoals katoen. Ben je een beginner, start dan met lichte tot medium zware katoenen stoffen. Katoen zal niet zomaar je naaimachine in worden getrokken, wat met andere stoffen wel kan gebeuren als je niet goed weet waar je op moet letten. Daarnaast is het ook niet duur en heb je er heel veel leuke prints van.
Een handig naslagwerk is de Textielgids voor Modeontwerpers. Ik heb dit boek zelf in de kast staan en gebruik 'm heel vaak. Erg handig om even na te zoeken welke stof geschikt is voor het project waar ik mee bezig ben.
Tijdens de naailessen hebben cursisten vaak vragen over vlieseline. Wanneer gebruik je het en welke soort kun je het beste gebruiken? Tijd om hier eens wat meer over te vertellen!
Versteviging is vlieseline, tussenvoering of vlies wat je op de stof strijkt of vast naait. Vlieseline is eigenlijk een merknaam dat zo bekend is geworden dat deze merknaam vaak ook voor alle soorten versteviging wordt gebruikt. Tussenvoering is meestal versteviging die je niet op de stof kan strijken, maar mee vast moet naaien (zie hieronder meer).
Sommige onderdelen van kledingstukken moeten vormvast worden gemaakt. Dan zit de kleding mooier. Denk bijvoorbeeld aan manchetten, kragen, belegdelen, zakkleppen, enzovoort. In de naaibeschrijving van je patroon staat meestal precies welke patroondelen wel en welke niet moeten worden verstevigd. Versteviging maakt, zoals de naam al doet vermoeden, de stof steviger, waardoor de pasvorm beter blijft. De stof blijft daarbij wel soepel.
Een voorbeeld:
Als je een tas maakt van een soepele stof en je wil dat deze mooi rechtop blijft staan. Dan moet je de stof verstevigen.
Je hebt plakbare en niet-plakbare versteviging. De plakbare strijk je op de stof en de niet-plakbare zet je vast op de verkeerde kant van de stof of naai je mee in de naad. Het fijnst om mee te werken is de plakbare versteviging. Deze wordt dan ook het meest verkocht. Maar op sommige stoffen blijft de plakbare versteviging niet goed zitten. Bijvoorbeeld als de stof onregelmatig van structuur is. In dat geval moet je wel niet-plakbare versteviging gebruiken.
De geweven versteviging is vaak wat sterker dan de non-woven (ofwel vlies-versteviging). Hou bij het knippen wel rekening met de draadrichting.
Non-woven of vliesversteviging is niet geweven. Je hoeft dus geen rekening te houden met de draadrichting. De meeste Vlieseline-soorten zijn non-woven.
Er bestaat ook nog stretch-versteviging. Deze is dus rekbaar. Maar let op: de rek zit meestal alleen of in de breedte of in de lengte. Zorg ervoor dat de versteviging dezelfde kant mee oprekt als de stof.
Het is belangrijk om de juiste vlieseline voor een bepaalde stof te gebruiken. Hieronder meer informatie over de verschillende verkrijgbare soorten vlieseline.
Nummer | Wat is het? | Waarvoor gebruikt je het? |
H180 | zeer soepel, zacht en instrijkbaar | zijdeachtige stoffen, zoals zijde, viscose, acetaat en cupro |
H200 |
soepel en instrijkbaar |
soepele lichte stoffen, zoals katoen, viscose en polyester kleine delen van een blouse of japon |
H250 |
soepel en instrijkbaar |
middelzware stoffen, zoals katoen en polyester ceintuurs en knutselwerk |
G405 |
universeel en instrijkbaar |
stevigere stoffen, zoals wol, zijde en tricot kragen, manchetten, beleggen, zakken, voorpanden van jassen, vesten, mantels |
H410 |
soepel, stabiliserende draden in lengterichting zeer zacht, instrijkbaar |
lichte tot zware stoffen, voor open geweven stoffen voorpanden van jasjes en voor kleine delen |
H606 |
stretch, instrijkbaar |
grote delen van jassen, vesten en mantels van rekbare stof |
H608 |
extreme stretch, instrijkbaar |
elastische stoffen, die hun rek moeten behouden |
G785 |
geweven, zacht en soepel, instrijkbaar |
zachte soepelvallende stoffen, zoals zijde, viscose, acetaat en cupro ook voor elastische stoffen (maar rekt niet zo sterk als H608) |
F220 |
dun en instrijkbaar, mag heet gewassen geworden |
bijvoorbeeld achter zijden stoffen |
L11 |
instrijkbaar |
zeer dunne stoffen die moeilijk beplakt kunnen worden, bijvoorbeeld crash, cloqué en plissée |
M12 |
innaaibaar |
dunne tot middelzware stoffen, zoals cloqué, plissée en crash |
S13 |
innaaibaar |
zware stoffen, zoals cloqué |
LE420 |
instrijkbaar |
leer, nappa, velours, kunstleer, imitatiebont en hittegevoelige stoffen |
Decovil light |
instrijkbaar, zeer stevig |
tassen en andere stevige attributen, zoals ceintuur, iPad-hoes, tas, enzovoort |
Knip eerst de delen die je wilt versterken uit de versteviging (leg daarvoor de averechtse kant van de stof op de plakzijde van de versteviging). Stel je strijkijzer in op de juiste temperatuur (hoe lichter de versteviging hoe minder warm) en zet de stoom af. Probeer eerst de temperatuur uit op een restje.
Maak geen strijkbewegingen maar oefen lichte druk uit op het strijkijzer terwijl je het ongeveer 8 seconden op dezelfde plaats houdt. Verplaats daarna je strijkijzer en plak zo het hele deel vast. Laat na het strijken alles eerst afkoelen zodat de lijm de tijd krijgt om vast te hechten.
Bij zeer dunne versteviging kan je een stukje dun katoen of een restje patroonpapier tussen het stukje en het strijkijzer leggen.
Paspelband is een strook stof waarin een koordje zit vastgestikt. In de foto hierboven is dat goed te zien. Paspelband is er in allerlei verschillende kleuren, patronen en diktes te koop. Maar soms wil je net wat anders dan in de winkels verkrijgbaar is. Dan maak je het dus zelf!
Paspelband, of ook wel piping band, stuk je tussen naden. Zo krijg je een mooi effect. Je kunt het gebruiken in kledingstukken. Ook wordt het veel in tassen en kussens verwerkt. Hieronder een aantal foto's ter inspiratie.
Leg de stof op de tafel, niet dubbel maar enkel. Bepaal met de geodriek een hoek van 45°C. Teken stroken van 3 cm breed op de stof en knip ze uit.
Als je paspeldband langer moet zijn dan de stroken stof zijn, moet je deze nu eerst aan elkaar naaien.
Je kunt ook biaisband gebruiken in plaats van zelf stroken uit stof knippen.
Leg het paspelkoord in het midden van de strook stof.
Speld de uiteinden van de lange randen van de strook op elkaar. Zorg er hierbij voor dat het paspelkoord ertussen zit.
Zet nu het ritsvoetje op je naaimachine. Leg de strook met het paspelkoord erin onder het voetje, zo dat het koord vlak langs het voetje gaat.
Naai van begin tot eind langs het paspelkoord.
Je hebt nu je eigen paspelband genaaid. Je bent klaar om het in een kledingstuk, tas of kussen te verwerken.
Veel plezier ermee!
Foto's in deze tutorial zijn afkomstig van:
Organza is een stevige, dunne stof. Het is glanzend, soms zelfs 'fonkelend' en veerkrachtig. De stof voelt wat korrelig aan, zoals fijn schuurpapier. Organza kun je gebruiken voor damesblouses, formele jurken en als garnering.
Voordelen: stevig, dun, geschikt om in lagen te gebruiken.
Nadelen: als de naadtoeslagen zichtbaar zijn, moeten de rafelranden netjes worden afgewerkt.
Net als organza is organdie een dunne stevige stof. Het bestaat meestal uit katoen. De stof is door het vochtabsorberende katoen een ideale zomerstof voor blouses, shirts en jurken. Het wordt ook veel gebruikt voor feestelijke zomerjurken voor kinderen.
Voordelen: stevig en dun.
Nadelen: kreukt, naden kunnen kerven zodat het ontwerp ruim moet blijven, rafelranden moeten worden afgewerkt.
Tule is meer gat dan stof. Het is meestal een breisel en bestaat uit garens die in elkaar zijn gedraaid tot een patroon van geometrische gaatjes of vormen (meestal zeshoek). De functie van tule is van het lichaam afstaan. Onderrokken van tule worden bijvoorbeeld gebruikt om een rok wijd uit te laten staan.
Voordelen: licht, creëert een bepaalde sfeer, rafelt niet.
Nadelen: moeilijker te naaien, naden zijn te zien.
Batist is een luchtige, dunne katoenen stof met een glad oppervlak. De stof is erg dun geweven. Je moet er dan ook dun garen voor gebruiken.
Batist is een populaire zomerstof omdat het licht en koel is. De nade kunnen gemakkelijk worden gestikt, al kunnen ze wel gaan trekken bij een verkeerde draadspanning.
Voordelen: draagt prettig bij warm weer, behoudt vorm in ruime modellen.
Nadelen: niet geschikt voor strakke kleding, kreukt.
Poplin is een erg veelzijdige stof. Het heeft een duidelijke horizontale ribbeltextuur. De stof voelt vrij stijf aan en bevat meestal nylon.
Voordelen: stevig.
Nadelen: kreukt, ribbeltextuur niet slijtvast.
Chintz is een stof met glans. Het lijkt op een dure glanzende stof, maar is goedkoper. Gladde katoen wordt namelijk behandeld met een dun laagje was, chintz. Hierdoor gaat de stof glanzen. Bij chintz op polyester krijg je wetlook.
Voordelen: glanzend, stevig.
Nadelen: glanslaag vervaagt door het wassen, draadspanning is moeilijk te regen zodat naden snel trekken, naaien laat gaatjes in de stof achter waardoor uithalen geen optie is.
Dobby heeft een bepaalde oppervlaktetextuur door de manier waarop de stof is geweven. Het bestaat uit een combinatie van verschillende bindingen. Het resultaat is meestal een stof met ingeweven patronen. Met dobby kunnen overhemdstoffen met veel geometrische texturen worden gemaakt.
Voordelen: veel verschillende geweven patronen verkrijgbaar.
Nadelen: pilt.
Shantung wordt geweven van onregelmatig gesponnen draden, waardoor er verdikkingen in de stof ontstaan. Het lijkt op taft en is ook vrij stijf. Hiermee is het geschikt voor afgeronde silhouetten. De stof glanst licht.
Voordelen: stevig, veel gebruikt voor formele dames- en herenkleding.
Nadelen: naden kunnen kerven, niet geschikt voor strakke modellen, kreukt.
Satinet wordt gemaakt van gesponnen garens. Het glanst en het oppervlak is glad. Het is een lichtgewicht stof en is vaak erg duur. Gestikte details komen op satinet erg mooi uit.
Voordelen: permanente glans, blijft goed in vorm, fijn voor gedetailleerde ontwerpen.
Nadelen: pluist, kreukt, haalt gemakkelijk op.
Satin duchesse is een dicht geweven stof en heeft minder glans dan satijn. Het is een zware stof die erg geschikt is voor bruidsjurken en kleding die om een wijd silhouet vragen dat zo min mogelijk steun nodig heeft.
Voordelen: matte glans, blijft goed in vorm, voelt zacht en luxueus aan, goed voor gedetailleerde modellen.
Nadelen: haalt makkelijk op, naaifouten geven gaatjes, kreukt.
Dit was de laatste blogpost in de serie over stoffen. Ik hoop dat je bij het kopen van stof nu sneller herkent wat je nodig hebt en weet hoe je de stof het beste kunt verweken. Veel naaiplezier!
Ik stel het op prijs als je me laat weten wat je van deze online naailes vindt. Je kunt je vragen, aanvullingen of opmerkingen hieronder kwijt. Je kunt ook via het formulier met mij contact leggen.
Welkom bij het tweede deel van de uitleg over allerlei soorten stoffen. Je leest hier over hun eigenschappen en over de gebruiksmogelijkheden.
Velours wordt geweven of gebreid. Het is herkenbaar aan de vleug die langer is dan bij bijvoorbeeld fluweel. Een ontwerp heeft voor een goede pasvorm maar weinig naden nodig. Velours wordt veel gebruikt voor dameskleding, broeken, rokken, kamerjassen, maar ook gordijnen.
Voordelen: stof pilt niet, past altijd, luxueus uiterlijk, voelt zacht aan.
Nadelen: bij knippen rekening houden met de vleug, door de dikte van de stof soms moeilijker te naaien, moet worden genaaid met een elastische steek.
Zijdefluweel is een van de meest luxueuze stoffen. Het heeft een zacht, diep pluche oppervlak. Zijdefluweel is altijd een geweven stof en wordt veel gebruikt voor avondjasjes, mantels, blazers en jurken.
Voordelen: voelt erg zacht en luxueus aan, valt uitstekend, de achterkant van de stof heeft geen vleug waardoor het gemakkelijker kan worden genaaid.
Nadelen: bij knippen rekening houden met de vleug, naden kunnen moeilijk worden geperst, de vleug kan worden geplet door het gewicht van het lichaam (door bijvoorbeeld zitten).
Voile is enigszins transparant en heeft een prachtige valling. De stof is erg soepel en daardoor erg geschikt voor zomerjurken en blouses en met name voor geplooide en gerimpelde modellen.
Voordelen: mooie valling, rimpelt en plooit goed, glad oppervlak.
Nadelen: zwakke stof, naden kerven makkelijk, niet geschikt voor strakke kleding.
Chiffon is een prachtige dunne stof. De stof is bijzonder licht en wordt vaak gebruikt voor de buitenste laag van een avondjurk of bruidsjurk die uit meerdere lagen bestaat. Maatr het is ook geschikt voor lingerie, nachtjaponnen en onderkleding. Chiffon is los geweven, zodat het dun en transparant is en zacht aanvoelt.
Voordelen: dunne en erg lichte stof, soepel en zacht.
Nadelen: zwakke stof, naden kerven gemakkelijk, niet geschikt voor strakke kleding.
Melton wordt meestal gebruikt voor zware wintermantels. De stof heeft een dichte structuur die koude lucht en vocht tegenhoudt.
Het belangrijkste kenmerk van melton is het dichte weefsel. De stof wordt voorgekrompen, zodat het erg compact wordt en eruitziet en aanvoelt als vilt. Melton bevat meestal wol.
Voordelen: duurzaam, gestikte details komen mooi op.
Nadelen: naaien met zeer scherpe naald om halen in de stof te voorkomen.
Het is een luxueuze stof met een diepe vleug, wat een fluweelachtig oppervlak creëert. Katoenfluweel wordt gebruikt voor jasjes, rokken en broeken. De richting van de vleug heeft invloed op de kleur van de stof.
Voordelen: luxueuze uitstraling, sterke stof.
Nadelen: vleug is niet slijtvast, bij knippen rekening houden met de vleug, moeilijk te wassen.
Badstof is bedoeld om zoveel mogelijk water te absorberen. Het gebruikte lusjesgaren vergroot het absorberende oppervlak.
Geweven badstof heeft aan beide kanten lusjes, gebreide badstof alleen aan één kant. Daarentegen is gebreide badstof soepeler.
Voordelen: dik, zacht, neemt vocht op.
Nadelen: moeilijk te knippen en te naaien.
Bouclé heeft een textuur van lusjes en heeft een karakteristiek uiterlijk. Het is vaak gemaakt van verschillende kleuren garens. De stof is altijd zwaar en wordt gebruikt voor truien, jasjes, jurken en mantels. Door de lusjes kun je de stof het beste gebruiken voor eenvoudige modellen waarbij het accent op het silhouet valt.
Voordelen: dikke stof, maakt silhouet zachter, vormvast.
Nadelen: moeilijk te knippen en te naaien, laat zich lastig persen, stof maakt het ontwerp zwaarder.
Faille (spreek uit als 'faje') lijkt op taft, maar heeft dikkere uitgesproken dwarsribbels. De stof wordt gezien als een chique of formele stof. Door de glans en stevigheid van de stof is faille erg geschikt voor kostuums.
Voordelen: ideaal voor een ontwerp met een wijd en/of overdreven silhouet, ribbeltextuur en glans zeer mooi bij formele kleding.
Nadelen: niet geschikt voor strakke kleding omdat naden makkelijk kerven, kreukt, moeilijk om de dwarsribbels in het ontwerp onder dezelfde hoek te laten doorlopen.
Polar fleece wordt gemaakt van lichtgewicht polyester. De stof is licht van gewicht en houdt de lichaamswarmte vast. De stof is duurzaam en wordt vooral voor outdoorkleding gebruikt. Het is een volumineuze stof die zacht aanvoelt.
Voordelen: pilt niet, voelt zacht aan, soepele stof.
Nadelen: bij knippen rekening houden met de vleug, ballpointnaald bij het naaien gebruiken omdat de stof gemakkelijk ophalen geeft.
In de volgende blogpost behandel ik de laatste serie soorten stoffen.
Ik stel het op prijs als je me laat weten wat je van deze online naailes vindt. Je kunt je vragen, aanvullingen of opmerkingen hieronder kwijt. Je kunt ook via het formulier met mij contact leggen.
Deze keer vertel ik je wat meer over de verschillende soorten die er zijn. Maar ook over hun eigenschappen en waarvoor je ze het best kunt gebruiken.
Canvas is een zware kwaliteit stof die wordt gebruikt voor casual broeken en mantels, tassen, schoenen, werkkleding, meubelhoezen, gordijnen en zonneschermen. Het heeft een licht geribbeld oppervlak.
Canvas is van nature een stijve stof en is dus geschikt voor gestikte details en doorstiksels.
Voordelen: sterk en duurzaam.
Nadelen: stijf.
Denim is een sterke maar toch soepele kledingstof. Het werd uitgevonden in het Franse Nîmes. De stof heeft een diagonale textuur.
Voordelen: zeer sterke en slijtvast stof, soepvallend door diagonale textuur, kreukt minder.
Nadelen: indigo verf is niet slijtvast, omgevouwen randen slijten snel, speciale naald nodig.
Gabardine is een dicht geweven keperstof van dunne, dicht op elkaar liggende diagonale lijnen. Het is zo dicht geweven dat hij soms zelfs waterafstotend is. De stof valt mooi en is kreukvrij. De fijne diagonale lijnen in de stof staat erg mooi bij kostuums.
Voordelen: zeer sterke stof, slijtvast, kreukt niet, waterafstotend.
Nadelen: kan pillen, moeilijk te persen (naadtoeslag wordt gemakkelijk naar goede kant doorgedrukt).
Chino is een katoenen keperstof. Het is niet zo dicht geweven als gabardine en de diagonale keperstructuur is duidelijk en minder fijn dan bij gabardine. Het wordt veel gebruikt voor herenbroeken.
Voordelen: sterk, slijtvast, valt goed.
Nadelen: krimpt (dus wassen voordat je begint met naaien), donkere kleuren niet slijtvast.
Oxfordstoffen worden veel gebruikt voor herenoverhemden. Het is een lichte stof die altijd effen is.
Voordelen: knipt gemakkelijk, trekt niet weg bij de naden, kan goed worden doorgestikt.
Nadelen: kan pillen.
Taft heeft een glanzend oppervlak met fijne dwarsribbels. Het voelt stevig aan en maakt een ruisend geluid. De stof is ideaal voor wijde rokken, jurken en avondkleding.
Voordelen: geschikt voor avond- of overkleding, ideaal bij kleding waarbij silhouet belangrijk is.
Nadelen: kreukt, ruisend geluid.
Flanellen stof wordt gemaakt van garens van wol. Vervolgens wordt de stof licht geborsteld voor een pluizig effect. Het voelt warm aan.
Voordelen: goede en verkeerde kant gelijk, gemakkelijk te naaien, zacht, sterk.
Nadelen: niet geschikt voor zomerse kleding.
Linnen wordt gemaakt van vlasvezel. Deze zijn onregelmatig van vorm en dat geeft de typische uitstraling aan deze stof.
Voordelen: stevig, sterk, wordt door wassen zachter.
nadelen: kreukt, vouwranden zijn niet slijtvast en gaan kapot, niet vormvast, duur.
Tweed is geen weefsel. Van verschillende gekleurde vezels worden onregelmatige veelkleurige garens gesponnen en daar wordt vervolgens de stof van gemaakt. Meestal heeft het een grove wollen textuur.
Voordelen: duurzaam, vochtafstotend.
Nadelen: kan krimpen, duur.
Jacquardstof is de meest ingewikkelde geweven stof. In de stof zijn complexe organische patronen geweven. Er zijn 3 groepen jacquard: damast, brokaat en tapisserie. Jacquard heeft een luxueuze uitstraling.
Voordelen: de stof vraagt om eenvoudig patroon, stevig en geschikt voor gestikte details.
Nadelen: niet slijtvast, duur.
Er zijn ontzettend veel verschillende soorten stoffen. Hierboven maakte je vast kennis met 10 soorten. De volgende keer behandel ik er nog meer!
Ik stel het op prijs als je me laat weten wat je van deze online naailes vindt. Je kunt je vragen, aanvullingen of opmerkingen hieronder kwijt. Je kunt ook via het formulier met mij contact leggen.
Hallo naaisters,
In de blog van deze week alles over naaimachinenaalden.
Veel naaisters weten niet hoe ze het juiste type en maat naald moeten kiezen. Het is erg belangrijk om de juiste naald bij het type stof en draad te gebruiken.
De meesten gebruiken de naald waarmee de naaimachine werd geleverd totdat deze breekt. Naaimachinenaalden zijn niet onverwoestbaar, ze gaan niet voor altijd mee. Door het vele gebruik wordt de punt bot en de schacht kan buigen door het naaien over spelden. De algemene regel is dat je de naald moet vervangen na 8 uur naaien en bij ieder begin van een nieuw project. Elke keer als je stof of garen koopt, zou je je moeten afvragen welk type naald je je het best kunt gebruiken.
Kies de maat van de naald op basis van zowel het type en het gewicht van het garen dat je gaat gebruiken als de type stof dat je gaat naaien. Het doel is om de naald zo gemakkelijk mogelijk door de stof te laten gaan, zonder dat daarbij de vezels van de stof worden beschadigd. Ook wil je niet dat de naald te grote gaten in de stof maakt. Het garen moet soepel door de stof worden geleid, zonder dat de naald de draad beschadigd tijdens het naaien.
Op ieder doosje naalden staat de maat van de naald. Deze maat kan variëren van 8/60 (de kleinste maat) tot 20/120 (de grootste maat). Dit getal helpt je bij het bepalen welke maat het meest geschikt is voor de stof, het garen en het type naaiwerk dat je gaat doen.
In het algemeen geldt hoe fijner het garen en de stof hoe kleiner de maat naald je neemt.
Op het doosje staat ook altijd de naam van de naald. Bijvoorbeeld "universeel", "quilt", "microtex", "jersey", "jeans" enzovoort. Elk type naald is speciaal ontwikkeld voor een specifieke taak.
Dit is een alleskunner. Je gebruikt deze naald voor verschillende naaiwerken. Je naait er mee door alle makkelijk geweven en gebreide stoffen.
Deze naald is speciaal gemaakt voor het naaien van gebreide stoffen, zoals tricot en jersey. De punt van de naald is afgerond, zodat deze niet de vezels van gebreide stoffen beschadigd. Kies de maat van de jersey naald op basis van de dikte van het garen.
Door dicht geweven stoffen als denim of jeans naait de jeansnaald het makkelijkst. Maar voor imitatieleer is deze naald ook een goede keuze. De naald is sterk en scherp. Kies de maat van de naald op basis van de dikte van het garen.
Gebruikt voor borduren of doorstikken met decoratief garen. De naald heeft twee ogen net boven elkaar. Er kunnen twee verschillende draden doorheen worden geregen. Zo krijg je een creatief effect.
Eigenlijk zijn het twee naalden die bovenaan bij elkaar komen, zodat je ze als één naald in de naaimachine kunt plaatsen. Je gebruikt deze naald als je tegelijkertijd twee stiksels naast elkaar wil naaien. Je hebt hierbij dus twee klosjes garen nodig.
Rijg de draden elk aan één kant van de spanningsschijf en elk door één van de naalden. Je hebt maar een spoeldraad nodig.
Er zijn verschillende typen tweelingnaalden: universeel, jeans, borduur, stretch en jersey. Op het doosje staan twee verschillende maten. De ene maat van de naalden weer en de andere staat voor de afstand tussen de naalden. De afstand kan variëren van 2 tot 6 mm.
Speciaal voor borduren op de naaimachine. De naald heeft een groot oog en beschermt zo het kwetsbare borduurgaren.
Deze naald heeft een speciale scherpe punt die door leder en zware niet geweven synthetische stoffen.
De microtex naald is dun en heeft een schacht die erg rechte steken maakt. Deze naald is speciaal ontwikkeld voor kwetsbare dunne stoffen. De punt is extra scherp. Omdat de naald erg dun is, breekt deze wel sneller en zal eerder moeten worden vervangen.
De quilt naald is speciaal voor quilten met de naaimachine. De naald gaat gemakkelijk door veel lagen stof en zorgt voor gelijkmatige steken.
Deze naald is voor synthetische stretch stoffen anders dan jersey of tricot. De naald heeft een medium ballpoint punt.
Heeft een extra groot oog en een bredere groef waardoor dikker doorstikgaren past.
De EL-naald is een universele naald, maar dan iets langer. Je gebruikt de naald in coverlockmachines. Doordat de naald wat langer is, pakt de coverlockmachine de draad beter, zodat je minder snel last hebt van steken overslaan.
Markeren naalden
Stretch- of andere naalden waar geen herkenningsteken op staat, worden herkenbaar door een tipje nagellak op de naald te geven. Bijvoorbeeld rood voor stretch, blauw voor jeans, etc.
Scherp houden
Naalden kunnen na verloop van tijd bot worden. "Slijp" de naald door in fijn schuurpapier te stikken (voetje omhoog houden of even verwijderen). Dit houdt de naald (langer) scherp.
Vervangen
Ondanks het slijpen van naalden blijft het belangrijk om regelmatig de naald te vervangen.
Naald wisselen
Leg een stukje papier over het steekplaatje heen. Mocht de naald vallen, dan verdwijnt deze in ieder geval niet in de naaimachine.
Ik stel het op prijs als je me laat weten wat je van deze naaiblog vindt. Je kunt je vragen, aanvullingen of opmerkingen hieronder kwijt. Je kunt ook via het formulier met mij contact leggen.
In het vorige deel heb je de basis van het stikken geleerd. Nu gaan we oefenen met het stikken van rechte lijnen, bochten en hoeken.
Om te beginnen trek je een rechte lijn direct op je stof. Je kunt ook de lijnen op de naaldplaats (het metaal onder de persvoet) gebruiken. Met behulp van deze lijnen kun je zien hoeveel centimeter de rand van de stof van de naald zit.
Neem de tijd om onder de knie te krijgen hoe je de stof onder de machine door begeleidt om een recht stiksel te krijgen. Oefen totdat je tevreden bent met je rechte lijnen.
Als je het stikken van rechte lijnen je goed afgaat, gaan we nu een paar bochten proberen. Teken een golvende lijn op de stof. Maak de bochten niet te klein in het begin. Dan maak je het jezelf niet te moeilijk. Leg de stof zo onder de machine dat de persvoet wijst in de richting van het begin van de bocht.
Tijdens het stikken moet je de stof zachtjes met je handen begeleiden. Zorg ervoor dat de persvoet telkens in de richting van de bocht wijst. Doe het langzaam en neem net zoveel pauzes als je nodig hebt om de bochten bij te houden. Het kost veel oefening om dit goed te beheersen. Dus oefen net zo lang totdat je stiksel precies op de getekende lijn zit.
Teken een rechte hoek op de stof om te oefenen. Stik een rechte lijn totdat je bij de hoek aankomt. Het is de bedoeling dat de naald door de stof naar beneden gaat precies op de punt van de hoek. Je kunt het handwiel gebruiken om precies te werken.
Zorg dat de naald nog in de stof zit en zet de persvoet omhoog. Draai nu de stof zo dat de persvoet weer in de richting van de volgende lijn wijst.
Zet de persvoet weer naar beneden en ga verder met stikken. Je hebt nu een mooie hoek gestikt.
Ik stel het op prijs als je me laat weten wat je van deze naaiblog vindt. Je kunt je vragen, aanvullingen of opmerkingen hieronder kwijt. Je kunt ook via het formulier met mij contact leggen.
Je allereerste keer achter de naaimachine is misschien een beetje spannend. Maar relax, neem je tijd en heb er plezier in. Oefen het stikken op een lapje proefkatoen (ongebleekte katoen) of goedkope stof die niet al te veel “glijdt”. Zoek er een contrasterende kleur garen bij, zodat je goed je steken in de gaten kunt houden.
Ik heb deze blog over “Hoe moet je stikken” in twee delen opgedeeld. In dit eerste deel laat ik je zien hoe je begint en eindigt met stikken. In deel twee gaan we oefenen met het stikken van rechte lijnen, bochten en hoeken.
Controleer of je naaimachine is ingesteld op de normale rechte steek en of het goed is ingeregen. Om te voorkomen dat als je gaat stikken de draad uit de naald schiet, trek je een draad van minstens 10 cm achter de naald. Je kunt ook de draden vasthouden wanneer je de eerste steken naait.
Leg de stof onder de persvoet, met het stuk waar je wilt stikken voor de machine. Doe de persvoet naar beneden om de stof op z’n plek te houden. De bovenste draad (die door de naald is geregen) moet onder persvoet, maar op de stof liggen. De spoeldraad moet onder de stof liggen. Allebei de draden moeten naar achteren liggen. Zo kun je er niet overheen naaien en voorkom je knopen.
Zet je naaimachine aan. Leg allebei je handen lichtjes op de stof, aan elke kant van de persvoet één. Zo begeleid je de stof tijdens het stikken. Let op, niet duwen of trekken aan de stof. Misschien overbodig om te noemen, maar blijf met je vingers bij de naald vandaan! Druk met je voet zachtjes op het voetpedaal en daar gaat ie!
Wanneer je heel langzaam wil stikken, of wanneer je heel precies maar één of twee steken wilt maken, kun je het handwiel aan de zijkant van je naaimachine gebruiken. Draai het handwiel naar je toe, dan heb je dezelfde werking als het voetpedaal. Soms gebruik ik het handwiel om de eerste steek in de stof te maken. Zo voorkom ik dat de draad uit de naald schiet en weet ik zeker dat de naald in de stof gaat op precies de plaats die ik wil.
Als je klaar bent met stikken, doe je de naald en de persvoet omhoog. Dan kun je een beetje aan de stof trekken. Voel je veel weerstand, draai dan met het handwiel de naald in de hoogste positie en net een klein beetje verder, zodat de machine je genoeg draad geeft om de stof eronderuit te halen. Knip de draden door met een klein schaartje.
Misschien heeft jouw naaimachine een klein mesje aan de linkse zijkant dat je kunt gebruiken om de draden mee af te snijden.
Normaal gesproken moet je het stiksel aan- en afhechten, zodat het niet meer los kan gaan. Je kunt dit op verschillende manieren doen.
Je kan naaien! Hoera!
Ik stel het op prijs als je me laat weten wat je van deze naaiblog vindt. Je kunt je vragen, aanvullingen of opmerkingen hieronder kwijt. Je kunt ook via het formulier met mij contact leggen.
Je hebt je patroon en je stof klaarliggen en je wilt de patroondelen uit de stof gaan knippen. Laat de schaar nog even liggen, want er zijn een paar dingen die je eerst moet doen.
Je wilt waarschijnlijk snel verder met je naaiproject en het lijkt misschien een saaie onderbreking van je creatieve proces. Maar het is echt een héél goed idee om de nieuwe stof eerst te wassen voordat je de schaar erin zet. Door de stof te wassen krimpt de stof wellicht iets of veranderen de eigenschappen van de stof zoals de valling. Hierdoor kan je kledingstuk te klein of strak worden. Maak er een gewoonte van om de stof die je net nieuw in de winkel of op de markt hebt gekocht meteen als je thuiskomt even in de wasmachine te doen. Het kan je achteraf een hoop frustratie schelen.
Als de stof weer is opgedroogd, haal dan je strijkijzer tevoorschijn en strijk alle kreukels uit de stof. Je wil de patroon netjes glad kunnen leggen om er zeker van te zijn dat de maten en vormen die je knipt precies goed zijn.
Strijk altijd eerst op een klein stukje van de stof om de temperatuur van je strijkijzer te testen. Controleer ook meteen of je de eventuele stoomfunctie op je strijkijzer geschikt is voor deze stof en geen glanzende vlekken achterlaat.
Knip alle patroondelen met een papierschaar netjes uit. Wist je dat je patroonpapier ook kunt strijken? Wanneer het papier verfrommeld is, strijk je kreukels gemakkelijk glad. Let op: gebruik geen stoom!
Maak de grootste tafel die je hebt leeg en haal er een vochtige doek over, zodat je zeker weet dat er niks meer op ligt wat je stof vies kan maken.
Vouw de stof dubbel in de lengte door de zelfkanten op elkaar te leggen. Vouw de stof met de goede kanten op elkaar. Door de stof te vouwen heb je twee lagen stof, zodat het heel makkelijk is om twee dezelfde delen tegelijkertijd te knippen. Om dat je een stofvouw hebt gecreëerd, kun je ook heel gemakkelijk één symmetrisch deel knippen. Bijvoorbeeld patroondelen die maar voor de helft zijn getekend zoals de meeste achterpanden die tot aan middenachter zijn getekend. Door deze “halve” patroondelen aan de stofvouw te leggen (en deze dus niet door te knippen) heb je na het knippen één heel deel.
De goede kant van de stof is de kant waar de stof bijvoorbeeld een print heeft. Je wil deze kant van de stof straks aan de buitenkant van je kledingstuk zien. Het is niet altijd heel duidelijk te zien wat de goede kant is, dus bekijk de stof goed. Het tegenovergestelde is de verkeerde kant van de stof. Je komt de term “goede kanten op elkaar” vaak tegen in naaibeschrijvingen.
De zelfkant van de stof zijn de geweven zijkanten van de stof in de lengterichting.
Zorg ervoor de stof zo glad mogelijk op de tafel ligt. Als de stof langer is dan je tafel, dan leg je de stof zo veel mogelijk glad en rol je één uiteinde van de stof netjes op. Zo kun je een paar patroondelen achter elkaar knippen en de rest uitrollen zodra je door het knippen meer ruimte op de tafel krijgt. Controleer wel voor het knippen of alle patroondelen op de stof passen (en houd hierbij rekening met de naadtoeslag.)
Leg de patroondelen bovenop de stof. Ga hierbij zo efficiënt mogelijk te werk. Het is de kunst om alle patroondelen op een zo klein mogelijk stuk stof te krijgen. Van alles wat je over houdt, kun je namelijk weer iets anders leuks maken.
In sommige naaibeschrijvingen staat een tekening hoe de patroondelen op de stof kunnen worden gelegd.
Je kunt indien nodig de stofvouw verschuiven, zolang je maar de zelfkanten parallel aan elkaar laat liggen.
Op ieder patroondeel staat meestal een instructie hoe deze op de stof te leggen:
Bij asymmetrische kledingstukken moet je goed opletten. Leg de asymmetrische patroondelen (waarvan je er meestal maar één moet knippen) op zijn kop op de stof (dus met de letters en tekens op de stof in plaats van naar boven gericht). De goede kant van de stof ligt immers ook naar beneden.
Soms moeten (er gedeeltes van) patroondelen ook uit versteving/vlieseline worden geknipt. Let bij rekbare vlieseline ook op de draadrichting.
Ik stel het op prijs als je me laat weten wat je van deze naaiblog vindt. Je kunt je vragen, aanvullingen of opmerkingen hieronder kwijt. Je kunt ook via het formulier met mij contact leggen.
Wat betekenen al die lijnen, streepjes, puntjes, stippellijnen en puntjes op een naaipatroon? En wat moet ik ermee?
De meeste naaipatronen zijn ontwikkeld voor meerdere maten. De patroonlijnen van al deze maten staan naast en door elkaar getekend op het patroonblad. Elke maat staat getekend in zijn eigen soort lijn (streepje-streepje, puntje-puntje, streepje-puntje-streepje en allerlei andere variaties).
Bepaal welke lijn jouw maat vertegenwoordigd. Misschien vind je het handig om deze lijn over te trekken met een gekleurde pen of stift. Deze lijn moet je gaan overtrekken (met patroonpapier) om je patroondelen te krijgen.
Een lange dubbelpuntige pijl dwars over het patroondeel is de recht van draad richting. Deze markering hoef je niet op de stof over te nemen. De pijl helpt je wel om het patroondeel goed op de stof te leggen. De draadrichting van de stof moet namelijk gelijk met deze pijl lopen. Hierin moet je heel precies zijn, want als je afwijkt valt de stof niet goed.
Een handige manier om dit goed te doen, is om de pijl parallel te laten lopen met de zelfkant van de stof. Steek een speld door het ene uiteinde van de pijl in de stof. Meet de afstand van de pijl tot aan de zelfkant van de stof op. Ga naar het andere uiteinde van de pijl en draai het patroondeel zo dat de afstand van de zelfkant tot aan deze kant van de pijl hetzelfde is. Speld vervolgens het patroondeel vast op de stof.
Een andere pijl die je vaak ziet is er een met twee uitstekende pijltjes (zie afbeelding). Deze pijl wil zeggen dat je de lijn waarnaar de pijl wijst aan de stofvouw moet leggen. Je hebt nu te maken met een half patroondeel. Door het aan de stofvouw te leggen, krijg je een symmetrisch heel patroondeel.
Figuurnaden zijn driehoekig van vorm. Een figuurnaad helpt om de stof mooi om de rondingen van het lichaam te krijgen. Op een patroon zijn de lijnen van een figuurnaad gemarkeerd door een driehoek (zie afbeelding).
De lijnen van de figuurnaad moeten wel op de stof worden overgenomen. Je kunt dit doen door te lussen met rijgdraad of met kleermakerskrijt of met een verdwijnstift. Markeer altijd op de verkeerde kant van de stof. Want dan kun je makkelijk de lijnen op elkaar spelden voordat je gaat stikken. Ik zet altijd een extra markering in het midden van de twee lijnen van de figuurnaad (rode stippellijn). Op deze manier kun je namelijk heel gemakkelijk de figuurnaad op de juiste manier dichtvouwen.
De streepjes die haaks op de patroonlijn staan, moeten altijd op de stof worden overgenomen. Het is een hulpmiddel om de patroondelen goed op elkaar te leggen wanneer je ze aan elkaar gaat naaien.
Twee streepjes vlak naast elkaar betekent dat het gaat om de achterkant van een mouw of armsgat.
Punten waartussen moet worden gerimpeld zijn meestal gemarkeerd met een klein cirkeltje of een kruisje. Ze markeren de punten waartussen moet worden gerimpeld, bijvoorbeeld wanneer je een pofmouw maakt. Neem de tekens over op de stof.
Knoopsgaten worden gemarkeerd door een korte lijn met op elk uiteinde een klein haaks lijntje. Je hoeft ze niet op beide stofdelen over te nemen. Op de ene kant heb je namelijk knopen in plaats van knoopsgaten. Bij dameskleding geldt rechts over links. Dus de knoopsgaten op het rechterpand en de knopen op het linkerpand. Bij herenkleding is dit net andersom: links over rechts. Dus de knoopsgaten op het linkerpand en de knopen op het rechterpand.
Op sommige patronen staat ook de plaats voor de knopen aangegeven. Meestal met een klein cirkeltje of een kruis bovenop de markeringen voor de knoopsgaten.
Maar het is net zo gemakkelijk om eerst de knoopsgaten te maken en vervolgens met een verdwijnstift de plaats aan te geven waar de knopen moeten komen. Je legt de panden dan zo op elkaar dat ze goed liggen als het kledingstuk dicht is gemaakt met de knopen (die er nog niet op zitten natuurlijk). Teken met de verdwijnstift door de opening van het knoopsgat op het pand eronder. Knopen hebben de neiging om naar boven (bij verticale knoopsgaten) en naar buiten (bij horizontale knoopsgaten) te gaan. De knopen moeten daarom 3 mm lager zitten dan de bovenkant van een verticaal knoopsgat of 3 mm naar binnen vanaf de buitenkant van een horizontaal knoopsgat.
Op je patroon kunnen ook andere lijnen voorkomen. Bijvoorbeeld als er in het model plooien zijn verwerkt.
Deze markeringen neem je over op de stof. Als je werkt met een verdwijnstift, kun je ze direct op de goede kant van de stof overnemen.
De meest voorkomende tekens heb ik nu behandeld. Het kan natuurlijk zo zijn dat je nog andere tekens tegenkomt. Aarzel niet en neem contact op. Ik help je graag verder.
Ik stel het op prijs als je me laat weten wat je van deze naaiblog vindt. Je kunt je vragen, aanvullingen of opmerkingen hieronder kwijt. Je kunt ook via het formulier met mij contact leggen.
Hallo naaisters!
Ik ben weer terug van weggeweest. De afgelopen weken kwam er dus niks van het bloggen terecht. Ik was druk met de verbouwing van mijn naaiatelier. Maar het atelier is helemaal klaar (oké, op wat Ikea-in-elkaar-zet-werk na dan)! Na de carnavalsvakantie starten alle naailessen weer volgens schema.
Deze week leer ik je een aantal basistechnieken. Je kunt de informatie hieronder doorlezen en het oefenen op proefkatoen, of je kunt tijdens het naaien van je project terugkomen op deze pagina als je vast zit.
Goede kant
Dit is de bedrukte kant van de stof of de kant dat je aan de buitenkant van je project wilt laten zien.
Verkeerde kant
Dit is de achterkant van de stof, de onbedrukte kant of de kant die je niet wilt laten zien. Meestal komt de verkeerde kant van de stof uiteindelijk aan de beinnenkant van je project.
Naad
De stiklijn waar de steken twee (of oms meer) lagen stof bij elkaar houden.
De draad neem ik meestal ongeveer net zo lang als mijn arm, zodat de draad niet in de knoop raakt. Als je wil kun je de draad ook korter nemen. Bijvoorbeeld als je maar een klein stukje hoeft te doen.
Dit is goed om te gebruiken als je bang bent dat je misschien verkeerd gaat. Het is namelijk erg gemakkelijk om om de naald van de draad te halen en een paar steken uit te halen. Daarna kun je gewoon weer opnieuw de steken maken.
Wel moet je goed opletten dat je niet de draad per ongeluk uit je naald trekt bij het naaien of dat het losse uiteinde van de draad in de knoop komt te zitten tussen de steken.
Ik gebruik liever een dubbele draad omdat dit het naaiwerk sterker maakt. De draad kan niet uit je naald gaan tijdens het naaien, waardoor je ook wat sneller kan werken.
Ik leg mijn knopen altijd zo, maar je kan zelf je favoriete manier kiezen. Sommige naaisters leggen helemaal geen knoop. Ze doen alleen een paar hele kleine steken over elkaar heen. Maar ik gebruik liever een knoop, dat is voor mijn gevoel wat veiliger en sterker.
1 = wijsvinger
2 = middelvinger
T = duim
Wind de draad een paar keer om je middelvinger. Hou hierbij het andere uiteinde van de draad in je andere hand.
Wrijf je middelvinger en je duim over elkaar om de draden om je middelvinger door elkaar te krijgen.
Schuif de draden naar het einde van je middelvinger. Leg je wijsvinger op de draad net boven de knoop, zodat je het knoopje op kunt vangen zodra het van je middelvinger afgaat.
Trek met je andere hand zachtjes aan de draad en schuif de knoop van je middelvinger. Gebruik je wijsvinger om de knoop naar het uiteinde van de draad te trekken, met de bedoeling om daar een knoop te leggen!
Als je een beginner bent, lukt dit niet altijd meteen. Maar oefening baart kunst. Als je deze techniek goed beheerst, kun je erg snel knopen leggen.
Er zijn heel veel verschillende soorten steken. Elke steek is goed voor een ander ding. Ik gebruik er maar een paar.
Het is een gemakkelijke steek en ook redelijk sterk. Je gebruikt het bijvoorbeeld om twee delen aan elkaar te zetten, of om de randen van twee lagen stof af te werken zoals je zou doen met de zigzagsteek op de naaimachine.
Begin met de knoop aan de binnenkant van je werk, door de naald tussen de twee lagen stof heen te steken en door de onderste laag. Ga om de rand van de twee lagen stof heen, steek de naald in de bovenste laag stof. Steek door de beide lagen stof heen en laat de naald aan de onderkant uit de stof komen. De oversteek ziet er zo uit:
De rijgsteek gebruik je om snel een naad te naaien. Maar wordt ook gebruikt om te rimpelen.
Je kunt de rijgsteek uitvoeren zoals in de afbeelding hierover. Je steekt de naald dan in en uit de stof en trekt dan de draad door. Als je rimpelt, kun je de naald een paar keer achter elkaar in en uit de stof steken voordat je de draad doortrekt.
Deze steek is een erg sterke steek. Gebruik deze wanneer er spanning op de naad komt.
Naai van rechts naar links:
Dit knoopje gebruik je wanneer je aan het einde van je naaiwerk bent gekomen of als je draad te kort wordt en je een nieuwe wilt gaan gebruiken.
Als je vragen hebt of als je vast komt te zitten, laat het me weten en ik zal mijn best doen om je verder te helpen!
Ik stel het op prijs als je me laat weten wat je van deze naaiblog vindt. Je kunt je vragen, aanvullingen of opmerkingen hieronder kwijt. Je kunt ook via het formulier met mij contact leggen.
Naaiatelier De Naaitafel
Marleen van der Sterren-Tibosch
Rodenborchweg 30
5241 VM Rosmalen
Telefoonnummer: 073-689 689 2
Email: info@denaaitafel.nl
Stuur me een bericht via WhatsApp.
Omdat ik niet altijd in het atelier aanwezig ben, maak ik altijd een afspraak met je voordat je langs komt. Je kunt me bellen en/of mailen om een afspraak te maken. Of stuur me een bericht via WhatsApp.
Bank: NL17KNAB0254995721
KvK-nr: 58774181
BTW-nr: NL001739209B82